Pilotenopleiding: het avontuur naar de ‘right seat’ – 17

We krijgen op ons actieve forum regelmatig vragen over de pilotenopleiding in België. Veel mensen hebben de droom of ambitie om ooit zelf een lijnvliegtuig te bedienen, maar weten veelal niet hoe de opleiding precies in haar werk gaat of wat er allemaal nodig is qua voorbereiding. Lodewijk Delaere (°1994) begon eind juni 2012 aan zijn opleiding tot lijnpiloot bij CAE Oxford Aviation Academy Brussels en vertelt ons in deze rubriek regelmatig de details. Geniet ervan!

Dag lezers,

Sorry dat jullie zo lang hebben moeten wachten op een nieuwe update, ik had het hier redelijk druk: lange navigaties, de T56-check en nu de Diamond 40!

Het VFR-gedeelte zit erop en dat betekent ook dat het gedaan is met de solo’s. Solo vliegen was echt wel tof en dan vooral de navigaties. Het vergde wat werk om zo’n vlucht voor te bereiden en meestal vlogen we 6 dagen op 7. Naast het weer, dat we elke dag sowieso nemen, moesten we ook telkens een vluchtplan insturen naar de FAA (daardoor konden we onszelf soms zien op Flightradar!) en een navigatie-log maken waarmee we de precieze richting berekenen die we moeten nemen tussen twee punten. Al bij al ben je daar toch wel een paar uur mee zoet en dan zit je nog de lucht niet in.

Het moet zijn dat wij hier toegekomen zijn op de slechtste periode van het jaar, want alle solovluchten vielen in het moesson-seizoen. Gedurende een paar weken komen er dan elke dag onweders over Arizona en zo krijgen we dan toch wat regen over ons heen. Een paar dagen geleden heb ik deze quote ergens gelezen: “In Arizona, having a overcast day of rain clouds is like a Sunny day anywhere else.” (In Arizona is een dag met regenwolken zoals een zonnige dag is elders).
En ze klopt wel, deels althans. Regen is hier uitermate welkom, maar als het samen gaat met vliegen (vooral onweer eigenlijk dan), dan blijf je liever aan de grond. Zo heb ik vaak vluchten moeten herplannen of volledig annuleren omwille van weer. Op de eerste bestemming zijn er dan bijvoorbeeld onweders, bij de tweede bestemming is dan weer de wind te hoog.

Ik heb al vastgezeten op mijn bestemming omwille van weer. Dat kwam omdat er onderweg, langs mijn route, onweders waren gevormd en ik dus niet terug kon vliegen naar Falcon. Jammer genoeg wist ik eigenlijk perfect dat die onweders vanaf dat moment zich konden vormen, maar de instructeur die mij aftekende voor mijn vlucht, had me toch overtuigd om te gaan door me te zeggen dat die kans redelijk klein was.
Ach ja, je leert ervan. Nu weet ik dat ik mijn eigen voorspellingen zeker mag geloven.

“Het VFR-gedeelte zit erop”, zei ik daarnet. Dat klopt volledig. Na mijn solo’s heb ik nog een paar vluchten gehad met mijn instructeur om wat maneuvers te oefenen (scherpe bochten, stalls, een (gesimuleerde) motoruitval waarbij je dan moet zoeken naar een plek om veilig te landen, vliegen aan zeer lage snelheid, … Die oefeningen waren een goeie opfrissing aangezien ze met de T56 (de “PPL”-check) getest worden en je ze dus moet kunnen.

Dan was het tijd voor de zogenoemde T56. Die check staat gelijk met de Private Pilot Licence (PPL) met dat verschil dat wij onze PPL niet krijgen maar direct door gaan naar de CPL (Commercial Pilot Licence).
De T56 is eigenlijk niet zo heel moeilijk: je moet naar een luchthaven navigeren, onderweg krijg je een uitwijking (waarbij je dus in vlucht moet herplannen naar een andere luchthaven), je doet wat “patterns” op een luchthaven en daarna nog wat oefeningen. Dat zou eigenlijk geen probleem mogen zijn omdat je al constant hebt zitten navigeren en moeten landen op luchthavens en op vluchten met je eigen instructeur krijg je sowieso uitwijkingen naar andere luchthavens en oefeningen in de lucht.

En ze was ook geen enkel probleem. Van de eerste keer door mijn check. Niet dat de vlucht perfect perfect was, maar goed genoeg om er van de eerste keer door te zijn. Ik had een navigatie naar Flagstaff (ten noorden van Phoenix) en op de terugweg heeft de examinator mij laten uitwijken naar Payson (ten noordoosten van Phoenix). Daar wat patterns gedaan en op de terugweg naar Falcon Field (onze thuisluchthaven) nog wat maneuvers gedaan en de check zat erop. Hij vertelde me in vlucht al dat ik geslaagd was en dat was een echt verlossend gevoel, geloof me.

Het einde van het VFR-gedeelte betekent ook het einde van de Diamond 20. Vanaf nu vlieg ik op een groter toestel, de Diamond 40. De Diamond 40 is nog altijd een éénmotorig vliegtuig, maar met 4 plaatsen in plaats van 2. Daarnaast hebben we nu een propeller waarbij we de pitch kunnen aanpassen (= een hendel extra in de cockpit), terwijl dat bij de 20 niet het geval was. En bovenal: de Diamond 40 heeft de Garmin G1000. Daarmee zijn we af van de klassieke instrumenten, die door schermen vervangen zijn. De functies op de G1000 zijn zeer groot, zo groot zelfs dat ze ons zeggen dat we die G1000 zeker goed moeten kennen want als je verkeerde informatie in de computer steekt, dan komt er zeker verkeerde informatie uit.

Een nieuw vliegtuig betekent ook een nieuwe instructeur. Met die instructeur ga ik ook, op één nachtsolo na, constant samen vliegen en dat betekent dat we weer meer kans hebben op 2 dagen vrijaf voor ons weekend in plaats van maar één.

Een nieuw toestel betekent ook weer veel leren. Flows, checklists, noodprocedures (je weet nooit wat er kan gebeuren, dus ben je best voorbereid), G1000, pitch-power table, snelheden voor maneuvers, systemen,… Dan ben je best wel even bezig. Aangezien de DA40 4 plaatsen heeft ipv 2, kunnen we ook “backseaten”. Daarbij vliegt één student met de instructeur, de andere student zit achteraan mee te kijken. Zo backseaten is interessant om eens te zien hoe een ander vliegt. Je kunt er enorm veel van leren met gewoon te kijken en je ziet vooral wat je fout zou doen terwijl je aan het vliegen bent terwijl van achterenuit alles heel simpel is. En anders is het mooi meegenomen om eens als passagier mee te vliegen.

Gelukkig is er nog wel ruimte voor vrije tijd. Met Maarten ben ik de Apache Trail gaan afrijden. De Apache Trail is een weg die loopt van Apache Junction (de oostkant van groot-Phoenix) tot aan Roosevelt Dam en loopt door heel wat bergen. Het uitzicht is er echt fantastisch. Je rijdt op een onverhard, smal stuk weg door de natuur, veel bergen errond en machtige uitzichten. Ook amper verkeer (gelukkig eigenlijk), waardoor je bij iedere stop echt kunt genieten van de stilte.

De Trail zelf is zo’n 40 mijl (=65km) lang, waarvan 22 (=35 km) onverhard. Het heeft ons toch zo’n 4 uur (stops inbegrepen) genomen om tot aan Roosevelt dam te geraken en onze timing was zeker niet slecht aangezien we de zon al heel laag stond tijdens de laatste paar mijlen waardoor enkel de bergtoppen verlicht waren en dat maakte het nog eens heel wat mooier.

Als ik mijn Lonely-Planet-gids mag geloven, heeft Arizona nog meer van zulke “scenic drives” die zelfs mooier zijn dan de Apache Trail. Wel, voor zo’n activiteiten kijk je gewoon uit naar je weekend!

Dat was het voor deze keer, tot de volgende!

Lodewijk