Icelandair start vluchten naar Aberdeen met Dash 8

Begin maart volgend jaar start Icelandair met vluchten naar het Schotse Aberdeen. Terwijl Icelandair momenteel enkel de B757 inzet op haar Europese netwerk zal Icelandair op deze route de Dash 8 inzetten van haar zustermaatschappij Air Iceland.

Vanaf 9 maart volgend jaar zal Icelandair vier keer per week gaan vliegen tussen Aberdeen en Reykjavik. Daarmee wordt de Schotse stad de zesde bestemming in het Verenigd Koninkrijk voor Icelandair. Opvallend is dat de route niet door de B757 zal worden uitgevoerd maar door de ‘nieuwe’ Dash 8 Q400’s van Air Iceland. De toestellen van Air Iceland worden momenteel enkel ingezet op binnenlandse vluchten en op vluchten naar Groenland.

Eerder dit jaar besliste de Icelandair Group, van wie Air Iceland deel uitmaakt, dat alle vijf de Fokker 50’s zullen worden vervangen door drie ‘nieuwe’ Bombardier Dash 8 Q400’s. Samen met de twee Dash 8 Q200’s die de maatschappij al heeft, zullen die de Fokkers vervangen. Vandaag maakte Icelandair bekend dat de nieuwe route naar Aberdeen zal worden uitgevoerd door Air Iceland met de nieuwe Dash 8 Q400’s die er dus aan komen.

807946_2304_preview

Dit jaar viert de maatschappij 70 jaar activiteit van vluchten tussen Schotland en IJsland. Icelandair rekent vooral op connectiepassagiers naar Noord-Amerika die via haar hub in Keflavik vanuit Schotland snel en gemakkelijk naar de Verenigde Staten en Canada kunnen reizen.

De Dash 8 Q400’s van Air Iceland zullen plaats bieden aan 72 passagiers in twee klassen. Passagiers zullen kunnen kiezen tussen Economy Comfort en Economy. De eerste twee toestellen, met bouwjaar 2000 en 2001, waren voorzien voor levering in juli en augustus 2015 en zullen vanaf december worden ingezet op het binnenlandse netwerk.

De eerste Dash 8 Q400 die werd afgeleverd is afkomstig van de maatschappij Air Niugini uit Papoea Nieuw-Guinea. De Icelandair Group heeft in het verleden al meer samengewerkt met die maatschappij, en leaset er momenteel nog altijd één B767-300 aan uit.

Foto: Harry Artner